Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Hebbende de ogen [58]vol overspel, en [59]die niet ophouden van zondigen; [60]verlokkende de [61]onvaste zielen, hebbende het hart geoefend in gierigheid, [62]kinderen der vervloeking; 58. Dat is, die klaar bewijzen hun genegenheid tot onkuischheid, en die zij op andere vrouwen slaan om die te begeren; zie Matth.5:28. 59. Grieks onophoudelijk van zonde; dat is, die gedurig met onkuis aanschouwen en begeren van andere vrouwen het hart tot overspel bewegen, en deze ook met het hart begaan. 60. Namelijk met schoon spreken, als met een aas. 61. Namelijk in de waarheid of godzaligheid. 62. Dat is, vervloekte mensen; gelijk Joh.17:12; Ef.2:2; Kol.3:6; 2 Thess.2:3; 1 Petr.1:14.